Peren

De laatste weken heb ik geregeld stoofperen gemaakt. Nou ja, gemaakt, ik heb stoofperen gekookt zodat we ze konden opeten. We hebben in de tuin een boom staan, die de laatste weken geregeld peren laat vallen. Die peren raap ik op en neem ik mee naar binnen. Tot het stapeltje groot genoeg is om ze te schillen, te koken en te eten. Vroeger vond ik stoofpeertjes maken nogal burgerlijk en ik heb mij daar nooit aan durven wagen. Bovendien, zo dacht ik, zoals mijn moeder ze maakte zo maakt niemand ze, dus waarom zou ik dat gaan proberen?

Inmiddels begin ik mij een specialist te voelen. Waar ik voorheen de peertjes na het schillen nog in vieren sneed, het klokhuis verwijderde en ze dan pas ging koken, gaan ze nu in z’n geheel, inclusief steel, in de pan. In eerste instantie deed ik daar water bij en een kaneelstokje en dan had je na afloop heerlijke stoofpeertjes. En ook het sap was om te smullen. Ik denk dat mijn moeder hierbij ook haar vingers zou aflikken. Water en kaneel doe ik uit de losse pols en ook als ik relatief veel water toevoeg is het sap nog steeds lekker. Suiker laat ik consequent weg, ook al staat dat in alle recepten. Kortom, niemand kan mij meer iets wijsmaken over het stoven van peertjes en ik behoor inmiddels dan ook tot het burgerlijke deel van het land. Tot hier fase 1.

Inmiddels is fase 2 aangebroken en voeg ik andere ingrediënten toe, want zoals ook de lezer weet, je kunt eindeloos variëren met één recept. Een recept opzoeken is vaak erg vermoeiend, want eerst moet je je door een heel verhaal worstelen over waar alle ingrediënten vandaan komen, hoe het zit met de geschiedenis van het land waarin het recept is ontstaan en hoe de schrijver het heeft vertaald naar haar eigen huis- tuin- en keuken recept. Soms komt ook de hond van de schrijver om het hoekje kijken en als je de roman uit hebt, zijn de peren niet meer te eten. Als receptenzoeker zit je daar meestal niet op te wachten en wil je in één keer het recept zien. Maar nee, zo zit de receptenwereld niet in elkaar. De lezer moet geboeid lezen en de reclame voor lief nemen. Daarom doe ik ook zo weinig mogelijk met recepten, maar soms heb ik toch nieuwe inspiratie nodig. En daarom ben ik nu beland in de wereld van stoofperen, rode port, kaneel en steranijs. De basis is hetzelfde, stoofperen en water, maar daarna kun je onbekommerd de andere ingrediënten in verschillende hoeveelheden toevoegen en het mooie is: het mislukt nooit. Dus als je wilt werken aan je zelfvertrouwen op het gebied van koken, plant dan een perenboom en ga ieder najaar vrolijk experimenteren.

Door al die peren is mijn blog er eind september bij ingeschoten. We zitten nu alweer halverwege oktober en de peren blijven maar vallen. Dat betekent veel lezen, veel schillen en veel koken. Tot fase 3 is aangebroken en ik in de Champions League van de stoofperen terechtkom. En dat is pas echt hard werken. Overigens is er maar één lezer die mij op de gemiste blog attendeerde, dus de nood is bij de lezers vermoedelijk niet erg hoog. Gelukkig maar, dan telt deze blog voor twee. En kan ik volop inzetten op variëren met peren.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 89e blog. Over (ongeveer) een (dikke) maand verschijnt de 90e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

De muur

Afgelopen weken reden we kris kras door België. Het leuke aan België is dat ze veel letterlijk nemen. Als je in de auto zit en pech krijgt, beland je op de pechstrook in plaats van op de vluchtstrook. Iedereen kan dat begrijpen en het is wat het is. Als een bus niet rijdt staat er bovenop de bus ‘even pauze’. Ik zag een buschauffeur in zo’n stilstaande bus koffie drinken en zijn socials bijwerken en vond meteen dat hij die pauze wel verdiend had na een lange rit. Bij ons staat er ‘geen dienst’ en dat roept eerder agressie op, hoezo geen dienst, ga eens wat doen! En zo komt er steeds een glimlach om je mond als je door België rijdt. Het werkt verzachtend en helend en dat is, zeker tijdens een vakantie, niet onprettig. Toen we in Geraardsbergen arriveerden hadden we maar één doel: de Muur beklimmen. De muur is een onderdeel van de Ronde van Vlaanderen en bestaat uit een steil stuk met kasseien. De muur is uitgegroeid tot mythische proporties dus het was de vraag of we de top wel zouden halen. We startten onze fietstocht ruim vóór de stad zodat we enigszins opgewarmd aan de MUUR zouden beginnen. We reden over de kasseien omhoog, de versnelling werd naar beneden bijgesteld en we stonden zelfs even óp de pedalen. Bij uitspanning het Hemelryck nog even naar rechts voor de laatste meters en toen waren we er al. De lijdensweg die ons was voorgehouden bleef ons grotendeels bespaard. Eenmaal boven wachtte ons een mooi kapelletje zodat we toch de indruk kregen dat we een flinke prestatie hadden geleverd. Het zal we heel anders zijn als je daar ‘en groupe’ naar boven fietst want het is vrij smal en dan is het niet alleen de steile berg en de kasseien die, zeker bij regenachtig weer, een uitdaging vormen. Je moet dan vooral zorgen op de fiets te blijven. Mijn jeugdidool Eddy Merckx heeft zich hier 55 jaar geleden ook naar boven gewerkt en heeft toen de Ronde gewonnen. Dat kan ik mij nog vagelijk herinneren, ik was een jaar of zes en ik spaarde plakplaatjes van de toen belangrijke wielrenners. Enfin, we hadden het gehaald en vonden dat we, naast het kapelletje, een beloning hadden verdiend. Dus we daalden weer af naar het marktplein om ons te laven aan koffie met mattentaart, een typisch product van Geraardsbergen met eieren, amandelen en bladerdeeg, volgens een heel speciaal recept die alleen de bakkers in Geraardsbergen goed kunnen maken. Qua citymarketing hebben ze het hier goed voor elkaar, maar vermoedelijk noemen ze het anders, stads verhandeling of zoiets dergelijks. En dan wordt het weer leuk.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 88e blog. Over een maand verschijnt de 89e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

De feiten

Er zijn te weinig woningen. Statushouders kunnen geen woning vinden, jongeren worden gedwongen bij vader en moeder op zolder te blijven en ouderen kunnen niet doorschuiven naar een seniorenwoning, want: er zijn te weinig woningen. ‘Als er dan te weinig woningen zijn, waarom wordt wonen dan steeds goedkoper?’ vraagt Frank Kalshoven zich af in de Volkskrant van afgelopen zaterdag. Huizen worden duurder, huren worden hoger, maar de woonquote blijkt lager te worden. De woonquote is het deel van het inkomen dat opgaat aan wonen. Vanzelfsprekend zijn er verschillen, bijvoorbeeld tussen kopers en huurders, maar in beide gevallen daalt de woonquote. Oók bij huurders op de vrije markt. En natuurlijk kennen we allemaal wel iemand die meer dan de helft van zijn of haar inkomen aan huur moet neertellen, maar dat zijn de uitzonderingen. De woonquote schommelt gemiddeld ergens tussen de 23% en 42%. De reden die hij hiervoor aangeeft is dat het inkomen sneller stijgt dan wonen duurder wordt. Feitelijk en duidelijk verhaal.

Dit doet mij denken aan het boek ‘Feitenkennis’ van Hans Rosling dat ik enkele jaren geleden heb gelezen. Daaruit bleek dat we vaak een verkeerd beeld van de wereld hebben en dat het meestal beter gaat dan je denkt. In dat boek kon je een aantal vragen beantwoorden over oorlogen, kindersterfte en toegang tot elektriciteit. Wat bleek? Ik had evenveel vragen goed dan een chimpansee die even een gokje waagde. En niet alleen ik, zeg ik er maar snel bij, dit bleek bij heel veel lezers het geval te zijn. Dat was voor mij een eye-opener zoals het artikel uit de Volkskrant dat ook is. Mijn ideeën over de wereld bleken niet te kloppen met de feiten die Hans mij voorschotelde. Nooit geweten dat een boek mij zo aan het denken zou kunnen zetten.

Dat neemt niet weg dat er te weinig woningen zijn. Echter, door de feiten op een rij te zetten heeft hij het beeld over de oververhitte woningmarkt proberen te nuanceren. Het leverde hem een boze reactie op in de maandagkrant waarin werd betoogd dat het helemaal níét meevalt met de krapte op de woningmarkt en dat er véél schrijnende gevallen zijn. Vermoedelijk is Frank het daar helemaal mee eens. Ik ook trouwens. Mooi woord, feiten.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 87e blog. Over een maand verschijnt de 88e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Strava vrienden

Ik heb weinig Strava vrienden. Strava vrienden zijn vrienden die je volgen als je een sportieve prestatie levert. Onlangs maakte ik een fietstocht langs de Drau. De Drau? Ja, de Drau, die stroomt van Italië via Oostenrijk en Slovenië naar Kroatië, waar deze in de Donau uitkomt. Ik vond dat wel een sportieve prestatie dus iedere dag werd de route door Strava opgenomen en ’s avonds postte ik mijn route met wat foto’s erbij. Dat vond ik leuk om te doen, en ik kan later altijd nog eens nakijken waar ik precies hebt gefietst. Mijn Strava vrienden kunnen die route en foto’s ook zien en dan kudo’s uitdelen. Dat is ongeveer hetzelfde als een duimpje opsteken. Goed gedaan, Jan! Ook kunnen ze er een tekstje bijzetten. ‘Zo, zo alweer aan het fietsen!’ en daar kan ik dan weer op antwoorden. Dat hoeft niet, want de ongeschreven regel is dat je geen vragen stelt zodat de ander een antwoord moet geven. Je maakt hooguit een opmerking. In plaats van antwoorden kun je ook een hartje geven, dat betekent zoiets als ‘leuk dat je dit schrijft’ of ‘fijn dat je aan mij denkt’. En op die manier kun je contact onderhouden met alle Strava vrienden. Nou zijn dat er bij mij maar een handjevol, maar er zijn mensen met tientallen Strava vrienden die bij iedere activiteit ook tientallen kudo’s krijgen. Soms denk ik dan vertwijfeld of ik ergens een afslag heb gemist en wat ik zou kunnen doen om het aantal Strava vrienden op te krikken. Ergens lid van worden? Een politieke partij oprichten? Vrienden actief uitnodigen zodat zij ook Strava vriend kunnen worden? Maar ik weet uit  betrouwbare bron dat sommige vrienden bewust geen Strava vriend willen worden. Ze zien dan weer een tsunami aan sociale activiteiten op zich afkomen en hebben hun handen al vol. Leuk voor ze, maar ondertussen fiets ik helemaal alleen langs de Drau. Op dat soort momenten valt het niet altijd mee om het zelfvertrouwen te bewaren, dus ben ik maar wat blij als er iemand een keer iets roept. Op een dag vroeg mijn vrouw ‘en, hoe is het met de kont?’ Tja, dat soort berichten wil je niet negeren, maar het gaat ook weer wat ver om het eerlijke verhaal te vertellen. ‘Nou, niet best, ik heb het hele zaakje als drie keer ingesmeerd met vaseline, maar ook dat dat helpt geen reet’. Dus zeg je zoiets als ‘prima, gaat beter’. Zelfs toen ik een virus opliep en hoestend en proestend op de fiets zat, zei ik pas na enkele dagen en vooral nachten afzien, dat ik een beetje verkouden was en het nu weer beter ging. Hoe doen mijn Strava vrienden dat eigenlijk? Ik ga het ze toch eens vragen.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 86e blog. Over een maand verschijnt de 87e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Gezellig

‘Ik vond het wel gezellig’, zei de huisarts toen ik aan de groep vroeg hoe ze de audit hadden gevonden. Nou is gezellig niet het meest voorkomende antwoord, maar ik vond het wel charmant dat hij dit zei. Meestal wordt er ‘zinvol’ of ‘prima’ gezegd of er wordt gezegd dat het altijd goed is als er eens iemand van buiten meekijkt. Maar gezellig hoor ik niet vaak. Ik moest er om lachen en vervolgens lachte het hele team mee. ‘Ik vond het echt een leuk gesprek’ zei de huisarts om te bevestigen wat hij al eerder had gezegd, alsof wij hem met z’n allen uitlachten. Hij had het dus gezellig en leuk gevonden.

‘Ik krijg altijd goede beoordelingen’ zeggen mijn collega-auditoren geregeld als ik met hen audits bespreek, ‘vaak een acht of een negen’. Natuurlijk is dat fijn om te horen voor de betreffende collega, maar ik denk dat een goede auditor ook wel eens met een slecht cijfer thuiskomt. Hetzelfde geldt voor de huisartsen, als alle patiënten tevreden over je zijn, ben je dan echt zo goed?

Dit team had het overigens goed voor elkaar. Ze hadden de taken goed verdeeld, er was een kwaliteitsteam geformeerd dat de vinger aan de spreekwoordelijke pols hield en de huisartsen vonden zichzelf ‘obsessief’ in het controleren van alle taken. Overal hingen afvinklijstjes met namen en parafen dus je zou denken dat hier de mattenklopper regelmatig uit de kast werd gehaald.

Geen klopper te vinden, integendeel, men was unaniem enthousiast over de laagdrempelige benaderbaarheid van de huisartsen en de mogelijkheden die er voor de medewerkers werden gecreëerd om het werken te vergemakkelijken en te werken aan hun eigen ontwikkeling. Tegelijkertijd waren deze huisartsen ook politiek actief, want je kunt nog zulk goed werk in de spreekkamer verrichten, zo vonden zij, sommige zaken moeten op een ander speelveld geregeld worden. Zo waren ze in gesprek gegaan met de wethouder vanwege de bouw van honderden vakantiewoningen in hun zorggebied. ‘Prima dat er zoveel woningen bij komen, maar is er ook gedacht aan de levering van zorg aan deze groep?’ was de vraag aan de wethouder. Er was een goed gesprek geweest en de wethouder zou het meenemen. ‘Dus goed dat wij dit geventileerd hebben’, zo zei hij, ‘want Schoof gaat zich hier niet mee bemoeien’.

En daarom had ook ik een leuke en gezellige dag.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 85e blog. Over een maand verschijnt de 86e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Rotterdam

We hadden een clean en onpersoonlijk hotel geboekt, zo dachten we, en toen we in Rotterdam klaar waren met ons programma liepen we er volle goede moed naartoe. Het hotel bleek onvindbaar. We liepen heen en weer in de straat waar het zich zou moeten bevinden, we vroegen voorbijgangers en uiteindelijk bleek het zich te hebben verstopt in een groot flatgebouw.

De lift was kapot dus we liepen naar de betreffende etage. We drukten op de bel en er deed een wat oudere vrouw open. Ze sprak slecht Nederlands, ze bleek van Russische komaf en liep moeizaam. Dat had oorzaken waar ze direct over uitweidde, maar omdat wij onze eigen problemen hadden, wilden wij graag door naar onze kamer. Ze stuurde ons de trap op naar boven en zou weldra volgen, zo zei ze. Boven was er een nauw gangetje waar diverse deuren op uitkwamen. Het was ons niet duidelijk welke deur voor ons bedoeld was, dus wachtten we op haar komst. Ondertussen hoorde we haar beneden praten met iemand aan de deur of aan de telefoon. Toen ze eindelijk boven was, maande ze ons door te lopen naar de achterste deur. In de kamer stond een groot tweepersoonsbed en daar was de ruimte helemaal mee gevuld. Er was bloemetjesbehang, er hingen dikke gordijnen en de warmte sloeg ons in het gezicht. Ze liep mee de kamer in en al leunend tegen de muur vervolgde ze haar verhaal dat beneden was begonnen. Ik begon demonstratief mijn rugzak uit te pakken en uiteindelijk bleek dit signaal over te komen. Voordat ze vertrok nam ze het bosje verwelkte rozen mee dat op een klein tafeltje stond en ze beloofde ons nieuwe. Ik zei dat dat niet nodig was en dat we het zonder bloemen ook wel zouden redden, maar die boodschap was tegen dovenmansoren gericht. Ze kwam even later terug met nieuwe roosjes die ze al kwebbelend in de vaas zette. De oude roosjes hadden onderweg nogal wat baadjes verloren die ze allemaal van de vloer raapte. Mijn vrouw moest ineens nodig naar de wc en vluchtte de gang op. Toen vroeg ze mij of ik wist hoe de verwarming werkte en voordat ik bevestigend kon antwoorden, liep ze ernaar toe om het te demonstreren. Het bleek een radiator met vijf standen te zijn. ‘Ok, thank you’ zei ik beleefd en toen ze eenmaal de kamer had verlaten liet ik mij op bed vallen. Een half uur later klopte ze op de deur en vroeg of we thee wilden. Ik deed de deur op een kier en zei ‘No thank you, it’s ok’. De volgende morgen liepen we de trap af voor het ontbijt in haar keuken. Toen ze de koffie had ingeschonken, ging ze erbij zitten en zonder aanmoediging kwamen er diverse kwalen over tafel. Gelukkig hadden we goed geslapen, maar we waren pas echt opgelucht toen wij uit Rotterdam vertrokken.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 84e blog. Over een maand verschijnt de 85e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Stille Zaterdag

Vandaag is het Stille Zaterdag. Die volgt op Witte Donderdag en Goede Vrijdag en gaat geruisloos over in Eerste Paasdag. Jezus ligt stil in zijn graf, hij rust nadat hij op Goede Vrijdag is gekruisigd. De kerkklokken mogen niet luiden, het is dus ook letterlijk stil. Het is tijd voor bezinning.

Toen ik ooit de vraag van mijn dochter kreeg of witte donderdag net zoiets is als zwarte zaterdag, keek ik haar verbouwereerd aan. Het antwoord was nee, maar de argumentatie moest ik er bij zoeken. Het is in de opvoeding blijkbaar niet allemaal even goed gegaan, dus ik heb toen enige herstelwerkzaamheden verricht.

Als het goed is hebben we 40 dagen gevast, vanaf Aswoensdag, de woensdag na carnaval. Een flinke periode. Zelf vast ik iedere maand één dag, niet uit religieuze overwegingen, maar om daarna weer opnieuw te kunnen beginnen met mijn geweldige gewoontes. Tijdens die dag eet ik enkel fruit, drink ik thee en koffie en pas ’s avonds ga ik weer normaal doen. Wat smaakt die eerste maaltijd dan lekker. Alleen al daarom is het de inspanning waard. Bovendien blijkt dat ik makkelijk een dagje zonder kan. Mocht er een oorlog uitbreken en Poetin komt hier de boel verbouwen, dan heb ik de eerste dag nergens last van. Na jaren oefenen is mijn lichaam er inmiddels aan gewend en ben ik helder en productief op mijn vastendag. Het is ooit begonnen toen ik een keer zoveel kip en frites had gegeten dat ik er rollend over de grond van moest bijkomen. Ik besloot de dag erop te compenseren en zo is het begonnen. Ik kies mijn maandelijkse vastendag zelf uit, ik plan het zo dat ik niks mis, het moet wel leuk blijven.

Witte, Goede en Stille dagen, de christenen maken het niet eenvoudig. Ik vond het een sublieme vraag van mijn dochter. En als we dat hebben kunnen uitgeleggen, komt de vraag wat we dan vieren met Pasen. ‘De verrijzenis uit de dood’, begrijp ik niet en krijg ik niet uitgelegd. Nieuw leven klinkt al beter. Freek de Jonge heeft het als volgt verwoord:

Wees niet bang

Je mag opnieuw beginnen

Vastberaden doelgericht

Of aarzelend op de tast

Houd je aan regels

Volg je eigen zinnen

Laat die hand maar los

Of pak er juist een vast

(…)

Opnieuw beginnen, op z’n paasbest. In de tuin eitjes zoeken. Tenslotte snak je naar eitjes na al dat vasten. Ook de tuin kan weer opnieuw beginnen, de gele narcissen schreeuwen het uit. Kijk, dat begrijp ik dan weer wel.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 83e blog. Over een maand verschijnt de 84e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Uitzoeken

Afgelopen weekend hadden mijn twee broers en ik afgesproken om het ouderlijk huis op te ruimen voor de verkoop. Sinds enkele maanden woont er niemand meer en wij dragen daarmee weer ons steentje bij aan de woningnood. Wie wil er nou niet wonen in een gezellig dorp in de Noordoostpolder?

We hadden van alles meegenomen: vuilniszakken, gereedschapskisten, boren, stofzuigers en een lunchpakket want ook aan de maag moest gedacht worden, iets wat bij ons in de familie altijd in ere is gehouden.

Na de koffie liepen we een rondje door het huis zoals ook makelaars dat altijd doen: boven beginnen en dan langzaam afdalen naar beneden. We verdeelden de kamers en iedereen ging aan de slag. Ik vond ergens een oude radio die afgestemd stond op RadioNL zodat Andre Hazes door het huis galmde. Goed dat onze moeder dit niet hoorde. Voor alle spullen waren drie mogelijkheden: weggooien, uitzoeken of verplaatsen. Weggooien en verplaatsen bleek niet zo moeilijk, de vuilniszakken vulden zich gestaag en hier en daar verplaatsten we kastjes en bedden om het allemaal wat ruimer te laten lijken. Uitzoeken, dat is de grote uitdaging en toen we daar in de middag aan toe waren had iedereen een stapeltje voor zich. We lieten elkaar foto’s zien, lazen elkaar dingen voor en in een agenda uit 1985 zag ik dat mijn moeder erin genoteerd had wanneer ze brieven had verstuurd. ‘Brief Jan naar Athene’ stond er, want ik maakte dat jaar een ‘wereldreis’ en ging o.a. in Athene naar het postkantoor om brieven op te halen bij Poste restante. De jonge lezers van deze rubriek weten niet waar dit over gaat, maar dat leg ik nog wel een keer uit. Enfin, op een zeker moment vonden we dat er genoeg was uitgezocht en verplaatsten wij de doos achter een deurtje in een kast. De rest kwam later wel een keer. Op naar het restaurant! Onze moeder vroeg ons daar hoe het was gegaan en zij deed verwoede pogingen nog een beetje de regie te voeren, tot ze uiteindelijk zei: ‘ach, jullie zoeken het ook maar uit’.

Nu maar afwachten wat de interieuradviseur zegt van onze pogingen het huis toonbaar te maken. Een bloemetje op tafel zal wel één van de adviezen zijn en als het badkamerkleedje weg moet dan hebben we daar ook vrede mee. Verder willen we alleen maar complimenten krijgen en horen dat zij het niet beter had kunnen bedenken. Maar vermoedelijk wordt ze daar niet voor betaald en kunnen we straks opnieuw die kant op voor een complete (her)styling. Ik hoor haar al roepen ‘wij maken graag van uw huis uw thuis’. Prima, maar dan gaan we ook weer uit eten.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 82e blog. Over een maand verschijnt de 83e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

IJken

Als gelukkig worden geen doel op zich is maar een bijproduct van een zinvol leven, dan heeft het geen zin om naar geluk te streven. Zoiets zei Eleanor Roosevelt (1884-1962), de echtgenote van voormalig president Franklin Delano Roosevelt. Ik moest daaraan denken toen ik op de radio een presentator hoorde zeggen dat succes geen doel op zich is, maar een bijproduct. Dus ook succes kun je niet nastreven?

Ik was bij een huisarts op bezoek die mij vertelde dat ze haar instrumenten en apparatuur zelf ijkte. Dat wil zeggen dat ze de bloeddrukmeters, de weegschalen en de thermometers dusdanig langs een meetlat legde dat deze de juiste bloeddruk, het juiste gewicht en de juiste temperatuur aangaven. Dat is niet gebruikelijk in huisartsenland, de meeste praktijken laten hun apparatuur ijken door een ‘firma’. Ze leggen dan alles klaar en het mannetje van de firma controleert of de apparatuur de juiste waarde aangeeft. Die firma stuurt een factuur en de huisarts betaalt. Deze huisarts neemt de tijd om zelf te ijken en de assistenten te leren hoe dat moet. Ik was deze werkwijze nog niet eerder tegengekomen. Het leuke vond ik dat de medewerkers erop letten dat ze altijd hetzelfde apparaat gebruiken bij een bepaalde patiënt, zodat dát in ieder geval niet het verschil kan maken. In een kleine praktijk als deze was dat nog te doen, in een grotere praktijk zou dat tot logistieke problemen leiden. Want hoe weet je nou welke weegschaal je de vorige keer hebt gebruikt als er tien in huis rondslingeren? Deze eigenwijze aanpak van zelf ijken had tot veel discussie geleid in huisartsenland, maar uiteindelijk was het goedgekeurd. Het kan dus zinvol zijn om naar je eigen overtuigingen te handelen, ook al is dat niet helemaal mainstream. Toen ik haar vroeg op welke wijze zij aan een duurzame praktijk werkte, ging ze op het puntje van haar stoel zitten. De zorgsector kan veel duurzamer en daarom roept de Wereldgezondheidsorganisatie alle artsen op het goede voorbeeld te geven. Vandaar ook deze vraag. Ze brandde los, had een warmtepomp, was energieneutraal, reed elektrisch, enzovoort en zo verder. Ook had ze een eigen aanpak in het snel afbouwen van slaapmedicatie. Daarmee kreeg ze niet altijd tevreden patiënten, maar dat nam ze voor lief. Ze was er stellig van overtuigd dat niemand verslaafd moest raken aan deze middelen en schreef ze daarom kort voor. En soms ging ze wel eens door de langere bocht, maar dan vooral om de patiënt niet kwijt te raken. Dan gaan ze naar een andere arts en die schrijft het wel gewoon voor, zo zei ze.

Of ze succes heeft en gelukkig is kan ik niet goed beoordelen. Wel kan ik mij voorstellen dat ze veel betekent voor haar patiënten en haar personeel. Dat lijkt mij al ruim voldoende.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 81e blog. Over een maand verschijnt de 82e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

Te klein

In een bijzonder krantenartikel vat journalist Sander Heijne de afgelopen zestig jaar samen en analyseert hij waarom Nederland te klein is om groter te groeien. Mooi om te lezen en niet alleen omdat ik zelf deze respectabele leeftijd inmiddels heb bereikt. Eigenlijk vat hij samen wat ik de afgelopen zestig jaar heb zien gebeuren.

Hij begint na WOII, waarbij Nederland te vol werd en mensen aangemoedigd werden om elders hun heil te zoeken. Op die manier kon de schaarste beter worden verdeeld. En o.a. daarom heb ik nu nog steeds enkele neven en nichten die in Nieuw Zeeland wonen. Vervolgens werd de wederopbouw aangepakt en de landbouw gemoderniseerd met grote bedrijven en strakgetrokken landbouwgronden als gevolg. Ook in de industrie werd er volop geproduceerd en al gauw bleek er een tekort aan arbeidskrachten, waardoor er hulptroepen uit het buitenland werden gehaald: gastarbeiders, zoals ze toen nog werden genoemd, uit zuid Europa, Turkije en Marokko. Toen er ook nog enorme gasvelden werden gevonden onder de Groningse bodem was de belangrijkste politieke worsteling niet meer de schaarste, maar de verdeling van de overvloed. Dat was ongeveer het moment dat ik in Brabant ter wereld kwam en enigszins verbaasd om mij heen keek. Toen al.

Nu we zestig jaar verder zijn staan we volgens Heijne op een kruispunt in de geschiedenis. Zonder alle knelpunten die we dagelijks in de kranten lezen te herhalen, zoals stikstof, woningbouw, Schiphol en een onzekere omgeving door oorlogen, ligt er een zware opgave voor de politiek in Nederland en daarbuiten. Met als voornaamste taak het verdelen van schaarste. Schaarste in ruimte, in personeel en in energie. In de afgelopen zestig jaar zijn we van 12 miljoen naar 18 miljoen mensen gegroeid. Dus als ik negentig ben, als ik het mag beleven, zitten we op 21 miljoen inwoners. Ik neem aan dat mijn huidige uitzicht op Friese weilanden dan is veranderd in uitzicht op Friese wolkenkrabbers.

We zijn rijker en slimmer dan ooit. We weten vrij goed wat ons te doen staat. Als er een kabinet komt dat durft te streven naar bloei van de samenleving in plaats van groei van de economie, dan gaan we toch een prachtige toekomst tegemoet? Wim Kan zei het al in 1963:

12 miljoen oliebollen op aardgas

Wat staan we der vanavond met z’n allen prachtig op

Het vaandel van de welvaart hoog voorop met veel tam tam

Het leger en de tanks en Albert Heijn der achteran

en iedere soldaat, dat is normaal

met z’n eigen generaal

Wat een land, wat een land, waar dat allemaal maar kan

12 miljoen oliebollen dansen in de pan

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 80e blog. Over een maand verschijnt de 81e. Omdat het kan. Ook aanmelden kan. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via: