Wennen, zo’n bel tussen je benen.

Onlangs heb ik met mijn partner een fietstocht naar Berlijn gemaakt. Om niet te verdwalen heb ik een stuurhoesje aangeschaft voor mijn mobiele telefoon waarmee je de uitgezette route kunt volgen. Toen deze op het stuur was bevestigd was er ineens geen plaats meer voor de bel. Deze heb ik, in een creatieve bui, verplaatst naar een droog plekje onder het zadel.

Monter gingen we op pad. Het stuur zag er supersonisch uit. Het hoesje is waterdicht, helaas heeft het maar heel weinig geregend. Enfin, op het eerste moment dat ik de bel wilde gebruiken zocht ik met mijn linkerhand het nippeltje waarmee het bekende belgeluid zou gaan klinken. Ik moest daarbij stoppen met trappen, anders duwden mijn benen mijn handen weg. Ik vond het nippeltje niet één-twee-drie en vervolgens hoorde ik achter mij al de bel van mijn partner rinkelen en kon ik mijn hand weer naar het stuur brengen.

Bij een volgend bel-moment ging het precies zo. Ik zocht de bel, het duurde even en mijn partner belde. Toen dat goed bleek te werken stak ik bij een volgende keer mijn linkerhand omhoog, waarna zij het belgeluid liet horen. Deze samenwerking was weliswaar effectief, maar desondanks ging ik het met mijn rechterhand proberen. Dat ging al veel sneller en soms was ik mijn partner voor. Ik ging meer anticiperen waardoor ik soms te vroeg belde en mijn voorgangers dat nog niet hoorden. Zo verzonnen we allerlei oplossingen waarmee te leven viel, die soms vermakelijk waren, maar die het allemaal niet haalden bij de bel op het stuur.

Klaarblijkelijk zijn we als mensen goed in staat om omwegen te bewandelen als de meest ideale oplossing niet voorhanden is. Onder het motto “Als het niet kan zoals het moet dan moet het maar zoals het kan”. Ook dat is kwaliteit. En voor je het weet ben je eraan gewend.

Dit is mijn eerste blog. Over een maand verschijnt de tweede. Omdat het kan.

Deel dit via:

Pinguïn, vlo en olifant

Pinguïns zijn alles wat een vogel niet moet zijn. Ze brengen het grootste deel van hun tijd in of onder water door en nooit hoog in de lucht. Ze zijn plomp, lawaaierig en onhandig aan land. Maar ook heel succesvol: zwemmen, duiken, rodelen op hun buik. En heel sociaal.

Maar dan de vlo en de olifant. De vlo staat voor de zelfstandige die in de economie steeds belangrijker wordt. De olifant voor de grote organisatie die voor vernieuwing steeds afhankelijker worden van de vlo. Zegt Charles Handy, een Engelse managementdenker. Heeft hij gelijk? Hij stelt in zijn boek een aantal vragen, die ook mij bezighouden: hoe kan ik groeien en toch klein blijven, hoe verenig je creativiteit met efficiency, hoe ben je zowel welvarend als sociaal acceptabel? Het is een verhaal van een kleine zelfstandige. Maar, zegt hij, de nieuwe manier van werken in de Westerse samenleving draait niet om zelfstandigen óf grote organisaties, maar juist om de onderlinge afhankelijkheid tussen de olifanten en de vlooien. Vlooien zijn vrij, maar horen tegelijkertijd nergens bij. Daarom kom ik graag bij een paar olifanten over de vloer. Toch blijf ik liever trouw aan de pinguïn. Die is vrij, maar hoort ook ergens bij.

Jan Fossen

Deel dit via: