Bus

Een paar dagen geleden stapte ik in een Flixbus die ons van Milaan naar Bazel zou brengen. De chauffeur stond naast de bus en controleerde onze kaartjes. Hij wees vervolgens naar de ruimte onder de bus waar we onze rugzakken konden neerzetten. “No”, zei hij, en wees vermanend naar een A4-tje waar Zürich op stond. Onze tassen moesten náást Zürich, dat was blijkbaar de plek voor de Bazel-gangers. Toen iedereen was ingestapt, ging onze chauffeur achter het stuur zitten en reed weg. Geen welkomstwoord, geen route info of iets over het weer, gewoon rijden. Na twee uur stopte hij bij een parkeerplaats en maakte de deuren open. Blijkbaar was het tijd voor een pauze want de chauffeur verdween naar binnen waar de gebruikelijke dingen gedaan konden worden. Ook wij verlieten de bus en liepen rondjes over de parkeerplaats. We hadden een mooi uitzicht over de majestueuze bergen van de Alpen, waar de middagzon de besneeuwde toppen mooi deed glinsteren. Tegelijkertijd hielden we de bus goed in de gaten. Het was ons niet duidelijk wanneer de chauffeur zou terugkomen. Contact met medepassagiers hadden we niet, iedereen was druk met eigen bezigheden en daar wilden we hen niet in storen. Dat bleek wederzijds te zijn.

Toen we de chauffeur na zo’n 20 minuten terug zagen komen in zijn felgroene jas, stapte iedereen de bus in. De chauffeur ging weer achter het stuur zitten, deed de deuren dicht en vertrok. Geen controle of iedereen aan boord was, geen ervaringen uitwisselen over de kwaliteit van de koffie of de hygiëne van de toiletten. Gewoon rijden.

In Zürich herhaalde het ritueel zich. Passagiers eruit, nieuwe erin en weer door. De chauffeur reed met vaste hand door het drukke stadsverkeer en ook op de snelweg was het een heer. Aangekomen in Bazel reed hij de parkeerplaats bij het station op en sprak voor het eerst: “Goede reis verder”. Die woorden ontroerden me. Verheugd stapten we uit, pakten onze bagage en wensten we hem nog een fijne dag. Ik moest denken aan het verhaal over het jongetje van vier die aan tafel zat met zijn ouders achter een kop tomatensoep. Tot dan toe had hij zijn hele leven nog niks gezegd. “Mag ik het zout?”, vroeg hij plots. Zijn ouders vielen stil, keken hem aan, keken elkaar aan en stamelden vervolgens “Waarom heb je nooit eerder iets gezegd?” ”Tot nu toe was alles prima”.

Uit: 1000 PINGUÏNS Door: WASCO

Dit is mijn 101e blog. Over een maand verschijnt de 102e. Omdat het wél kan. Aanmelden kan ook. Schrijf je in op de E-mail nieuwsbrief. Zie https://janfossen.nl/

Deel dit via:

1 gedachte over “Bus”

Plaats een reactie